Omdat je brein anders mag zijn...

annick bontemps

De term breindiversiteit (of neurodiversiteit) verwijst naar een andere visie op leer- en ontwikkelingsstoornissen. Het betekent simpelweg: “verschillende manieren van denken.

Deze benadering wijst de term “stoornis” af en ziet dyslexie, dyscalculie, dysorthografie, ADD en AD(H)D, autisme en hooggevoeligheid als een menselijke variant van de natuur. Zoals we ook biologische en culturele diversiteit hebben, is er ook neurodiversiteit. Er is geen standaardbrein.

De uitdaging is om het idee los te laten dat slechts 1 manier van denken het enige correcte denken is en al de rest te benoemen als een stoornis of afwijking.

 

Ben je bereid om het idee los te laten dat je een stoornis hebt?

Toch voelen velen zich anders, krijgen opmerkingen over structuur en taalgebruik of ervaren problemen in hun studies. Dit heeft niets te maken met intelligentie. Integendeel! Maar door negatieve ervaringen kunnen mensen met een leer- of ontwikkelingsstoornis langzaamaan vervreemd geraken van hun eigen identiteit en stress en faalangst ontwikkelen.

Het begrip breindiversiteit geeft ons de kans om iedereen terug in zijn/haar kracht te plaatsen. Als jij jouw dyslexie of AD(H)D niet meer ziet als een stoornis maar als een unieke manier van denken, ontstaat er rust en ontspanning.

Deze manier van denken wordt beelddenken of conceptueel denken genoemd. Het is juist dat wat jou uniek maakt. Vanuit deze mindset kan je dan op zoek gaan naar strategieën die wel werken voor jou.

Niemand wil het gevoel hebben dat ze de afwijking zijn van de norm. Daarom is het belangrijk om de norm zelf ter discussie te stellen, gewoon omdat je brein anders mag zijn.

Herken je dit?

  • Ik heb moeite met lezen en/of schrijven. Ook ondertitels van een film zijn moeilijk te volgen voor mij.
  • Ik heb een vol hoofd. Ik heb het gevoel dat mijn hoofd een tv is die op 10 kanalen tegelijkertijd staat.
  • Ik heb moeite om de vragen op mijn examen correct te lezen.
  • Ik kan de leerstof moeilijk onthouden.
  • Ik heb moeite om mij te concentreren.
  • Er is een stem in mij die zegt ‘ik kan het niet’.
  • Ik heb last van uitstelgedrag.
  • Ik heb last van perfectionisme.
  • Controle geeft mij houvast.
  • Ik heb het moeilijk om de kern van mijn verhaal of idee goed onder woorden te brengen, terwijl het perfect in mijn hoofd zit.
  • Het lijkt alsof ik met de auto aan het rijden ben en tegelijkertijd op de gaspedaal en de rem trap.
  • Ik heb moeite met notities nemen tijdens de vergadering.
  • Als ik geïnteresseerd ben, kan ik heel geconcentreerd werken maar ik kan ook een toestand van weinig tot geen focus hebben.
  • Er is een stem in mij die zegt ‘ik ben niet goed genoeg’.
  • Ik doe altijd meer dan wat nodig is.
  • Ik heb last van faalangst.
  • Ik ben bang om ontmaskerd te worden op mijn werk
    (cfr imposter syndroom).